Op 1 februari 2024 werd het wetsvoorstel voor het nieuwe Boek 6 Burgerlijk Wetboek aangenomen, met ingrijpende gevolgen voor de buitencontractuele aansprakelijkheid. Dit nieuwe Boek 6 vervangt de welgekende artikelen 1382-1386bis BW en werpt een nieuw licht op de aansprakelijkheid van hulppersonen zoals bestuurders, onderaannemers en werknemers.

 

Een belangrijke verandering is te vinden in artikel 6.3, §2 dat de buitencontractuele aansprakelijkheid van hulppersonen uitbreidt:

 

Ҥ2 Tenzij de wet of het contract anders bepaalt, zijn de wetsbepalingen inzake buitencontractuele aansprakelijkheid van toepassing tussen de benadeelde en de hulppersonen van zijn medecontractanten.

 

Indien de benadeelde echter op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door de niet-nakoming van een contractuele verbintenis vordert van een hulppersoon van zijn medecontractant, kan deze laatste dezelfde verweermiddelen inroepen als zijn opdrachtgever op grond van paragraaf 1 kan inroepen met betrekking tot de verbintenissen aan de uitvoering waarvan de hulppersoon meewerkt.”

 

Dit artikel opent de deur voor benadeelden om niet alleen de vennootschap (contractueel) aan te spreken voor schade, maar ook een buitencontractuele vordering in te stellen tegen haar bestuurders. Hiermee komt een einde aan de zogenaamde quasi-immuniteit van hulppersonen.

 

Wat betekent dit concreet voor de vennootschap en haar bestuurders?

 

Vanaf de beoogde inwerkingtreding op 1 januari 2025 kunnen benadeelden niet alleen de vennootschap, maar ook haar bestuurders rechtstreeks aanspreken. Voorheen konden bestuurders enkel worden aangesproken als de hen verweten fout een misdrijf vormde, een schending van de contractuele verplichting én de algemene zorgvuldigheidsplicht was, en als deze fout schade veroorzaakte die niet alleen het gevolg was van slechte uitvoering.

 

Dit betekent dus dat een bestuurder die bijvoorbeeld een contractuele verplichting van de vennootschap niet nakomt, ook rechtstreeks door de benadeelde partij kan worden aangesproken. De wetgever voorziet echter in een beperking van dit principe, waarbij de bestuurders ook alle verweermiddelen kunnen inroepen die voortvloeien uit het contract tussen de vennootschap en de benadeelde, evenals alle wettelijke verweermiddelen (zoals de beperkingen opgelegd door het WVV met betrekking tot de bestuurdersaansprakelijkheid).

 

Hoe kunnen bestuurders hun aansprakelijkheid beperken?

 

Het nieuwe Boek 6 zal in principe van aanvullend recht zijn. Ook art. 6.3, §2 nieuw BW met betrekking tot de buitencontractuele aansprakelijkheid van hulppersonen stelt “tenzij de wet of het contract anders bepaalt.” Dit betekent dat partijen via hun contract de buitencontractuele aansprakelijkheid gedeeltelijk kunnen uitsluiten of beperken. Hierbij moet rekening worden gehouden met het verbod om een clausule op te nemen in het contract die de schuldenaar vrijstelt van opzettelijke fouten of fouten die het leven of de fysieke integriteit van een persoon aantast.

 

Het is daarom raadzaam om bij het opstellen van nieuwe contracten niet alleen rekening te houden met de contractuele aansprakelijkheid, maar ook met de buitencontractuele aansprakelijkheid van bestuurders. Op het moment van de inwerkingtreding van Boek 6, zullen de regels ook van toepassing zijn op bestaande contracten. Het wordt dus aanbevolen om ook bestaande contracten aan te passen aan de nieuwe regelgeving.

 

Bovendien kan in de contracten tussen de vennootschap zelf en haar bestuurders (bv. managementovereenkomsten) worden voorzien in een beperking van de aansprakelijkheid.

 

Wilt u meer weten over de bestuurdersaansprakelijkheid of heeft u juridisch advies of bijstand nodig bij het aanpassen van uw contracten of het beleid van uw vennootschap met betrekking tot (bestuurders)aansprakelijkheid? Neem dan gerust contact met ons op via het contactformulier op onze website. Wij helpen u graag verder.